Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


samenwerken

samenwerken

Dutch

Verb

samenwerken

  1. to cooperate, collaborate

Inflection

Inflection of samenwerken (weak, separable)
infinitive samenwerken
past singular werkte samen
past participle samengewerkt
infinitive samenwerken
gerund samenwerken n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular werk samen werkte samen samenwerk samenwerkte
2nd person sing. (jij) werkt samen werkte samen samenwerkt samenwerkte
2nd person sing. (u) werkt samen werkte samen samenwerkt samenwerkte
2nd person sing. (gij) werkt samen werkte samen samenwerkt samenwerkte
3rd person singular werkt samen werkte samen samenwerkt samenwerkte
plural werken samen werkten samen samenwerken samenwerkten
subjunctive sing.1 werke samen werkte samen samenwerke samenwerkte
subjunctive plur.1 werken samen werkten samen samenwerken samenwerkten
imperative sing. werk samen
imperative plur.1 werkt samen
participles samenwerkend samengewerkt
1) Archaic.

Antonyms

  • wedijveren

Anagrams

  • werken samen

Etymology

samen +‎ werken

Pronunciation

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms