Definify.com

Definition 2024


prut

prut

Czech

Noun

prut m

  1. rod

Declension


Danish

Pronunciation

  • IPA(key): /prut/, [pʰʁ̥ud̥]

Etymology 1

An onomatopoeia. Compare French prout.

Noun

prut c (singular definite prutten, plural indefinite prutter)

  1. fart (an emission of flatulent gases)
Inflection
Synonyms

Etymology 2

See prutte (to fart).

Verb

prut

  1. imperative of prutte

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /prʏt/
  • Rhymes: -ʏt

Etymology

Onomatopoeic, presumably a metonym from the sound made by a substance or something falling into it. First attested in early modern Dutch. The same in regional German Prütt.

Interjection

prut

  1. Sound of a thick, almost-solid substance.
  2. cheers
    • 2016 April 30, Wouter van Noort, "‘Ik heb twee banen, het enige wat ik doe is werken’", NRC Handelsblad.
      Ondanks zijn 27 jaar in de Verenigde Staten, hoor je nog steeds een licht Rotterdams accent bij Maarten Sierhuis. Als hij met een biertje op het zonnige terras naast zijn kantoor middenin San Francisco proost, zegt hij „Prut!”

Noun

prut f (uncountable)

  1. Any substance with a thick, gooey or almost-solid consistency, such as:
    1. gunk, mud
      • 2015 December 11, J. Visscher, "Gemakzucht kan marinier duur komen te staan", Reformatorisch Dagblad.
        Het is afzien in de Veluwse prut. Kilometers lang. Een uitgeputte marinier stoot dierlijke klanken uit. Langs een modderpad drukt een marinier zich vloekend een keer of tien op. Een instructeur kijkt toe.
    2. slush (of snow)
    3. mash, stew, porridge
    4. grounds (in coffee) or any other thick residue
      • 2015 September 3, Mickey Steijaert, "Koffieprut blijkt prima filter voor broeikasgas", de Volkskrant.
        Gebruikt koffiedik heeft van nature een uitzonderlijk hoog absorptievermogen. Voor hun methaanvangnet hoefden de onderzoekers de prut slechts te mixen met een sodaoplossing en sterk te verhitten.

Norwegian Bokmål

Verb

prut

  1. imperative of prute

Serbo-Croatian

Etymology

From Proto-Slavic *prǫtъ.

Pronunciation

  • IPA(key): /prûːt/

Noun

prȗt m (Cyrillic spelling пру̑т)

  1. rod, stick, staff

Declension


Tok Pisin

Etymology

From English fruit.

Noun

prut

  1. fruit

Synonyms

  • pikinini bilong diwai

Upper Sorbian

Etymology

From Proto-Slavic *prǫtъ.

Noun

prut m

  1. rod