Definify.com

Definition 2024


zuigen

zuigen

Dutch

Verb

zuigen

  1. To suck
  2. To vacuum; to hoover
  3. (informal) to be bad, to suck

Inflection

Inflection of zuigen (strong class 2)
infinitive zuigen
past singular zoog
past participle gezogen
infinitive zuigen
gerund zuigen n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular zuig zoog
2nd person sing. (jij) zuigt zoog
2nd person sing. (u) zuigt zoog
2nd person sing. (gij) zuigt zoogt
3rd person singular zuigt zoog
plural zuigen zogen
subjunctive sing.1 zuige zoge
subjunctive plur.1 zuigen zogen
imperative sing. zuig
imperative plur.1 zuigt
participles zuigend gezogen
1) Archaic.

Derived terms

Descendants