Definify.com

Definition 2024


huisvesten

huisvesten

Dutch

Verb

huisvesten

  1. to house, accomodate
    Brussel, dat sinds meerdere decennia de Europese instellingen huisvest, wordt beschouwd als de de facto hoofdstad van de Europese Unie.[1] Brussels, which since several decades has accommodated the European institutions, is considered to be the de facto capital of the European Union.

Inflection

Inflection of huisvesten (weak)
infinitive huisvesten
past singular huisvestte
past participle gehuisvest
infinitive huisvesten
gerund huisvesten n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular huisvest huisvestte
2nd person sing. (jij) huisvest huisvestte
2nd person sing. (u) huisvest huisvestte
2nd person sing. (gij) huisvest huisvestte
3rd person singular huisvest huisvestte
plural huisvesten huisvestten
subjunctive sing.1 huisveste huisvestte
subjunctive plur.1 huisvesten huisvestten
imperative sing. huisvest
imperative plur.1 huisvest
participles huisvestend gehuisvest
1) Archaic.

Derived terms

References

  1. http://nl.wikipedia.org/wiki/Brussel_als_Europese_hoofdstad