Definify.com

Definition 2024


zuur

zuur

See also: -zuur

Dutch

Adjective

zuur (comparative zuurder, superlative zuurst)

  1. sour
Inflection
Inflection of zuur
uninflected zuur
inflected zure
comparative zuurder
positive comparative superlative
predicative/adverbial zuur zuurder het zuurst
het zuurste
indefinite m./f. sing. zure zuurdere zuurste
n. sing. zuur zuurder zuurste
plural zure zuurdere zuurste
definite zure zuurdere zuurste
partitive zuurs zuurders
See also

Etymology 2

From Middle Dutch suur, from Old Dutch *sūr, from Proto-Germanic *sūrą.

Noun

zuur n (plural zuren, diminutive zuurtje n)

  1. acid

Derived terms