Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


voordragen

voordragen

Dutch

Verb

voordragen

  1. to propose
  2. to present

Inflection

Inflection of voordragen (strong class 6, separable)
infinitive voordragen
past singular droeg voor
past participle voorgedragen
infinitive voordragen
gerund voordragen n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular draag voor droeg voor voordraag voordroeg
2nd person sing. (jij) draagt voor droeg voor voordraagt voordroeg
2nd person sing. (u) draagt voor droeg voor voordraagt voordroeg
2nd person sing. (gij) draagt voor droegt voor voordraagt voordroegt
3rd person singular draagt voor droeg voor voordraagt voordroeg
plural dragen voor droegen voor voordragen voordroegen
subjunctive sing.1 drage voor droege voor voordrage voordroege
subjunctive plur.1 dragen voor droegen voor voordragen voordroegen
imperative sing. draag voor
imperative plur.1 draagt voor
participles voordragend voorgedragen
1) Archaic.

Anagrams

  • dragen voor

Pronunciation

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms