Definify.com

Definition 2024


uitkomen

uitkomen

Dutch

Verb

uitkomen

  1. (transitive) to be able to figure out or find a solution for
    Hoe lang ik ook nadenk over dit probleem, ik kom er niet uit.
    No matter how long I think about this problem, I can't figure it out.
  2. (intransitive) to come out right, to fit together, to be solvable, to have a result or solution
    Deze som klopt niet, het komt niet uit.
    This sum isn't right, it doesn't come out right.
  3. (intransitive) to be fitting, to be (in-)convenient
    Komt die dag jou goed uit? Nee het komt me juist erg slecht uit.
    Is that day convenient for you? No, it is actually rather inconvenient for me.
  4. (intransitive) to hatch
    Het ei is nog niet uitgekomen.
    The egg hasn't hatched yet.
  5. (intransitive) to come true
    • 1994, Marco Borsato, Dromen zijn bedrog:
      Een keer in de zoveel tijd komen dromen uit.
      Once every so often, dreams come true.
  6. (intransitive, Judaism) to become Jewish

Inflection

Inflection of uitkomen (strong class 4, irregular, separable)
infinitive uitkomen
past singular kwam uit
past participle uitgekomen
infinitive uitkomen
gerund uitkomen n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular kom uit kwam uit uitkom uitkwam
2nd person sing. (jij) komt uit kwam uit uitkomt uitkwam
2nd person sing. (u) komt uit kwam uit uitkomt uitkwam
2nd person sing. (gij) komt uit kwaamt uit uitkomt uitkwaamt
3rd person singular komt uit kwam uit uitkomt uitkwam
plural komen uit kwamen uit uitkomen uitkwamen
subjunctive sing.1 kome uit kwame uit uitkome uitkwame
subjunctive plur.1 komen uit kwamen uit uitkomen uitkwamen
imperative sing. kom uit
imperative plur.1 komt uit
participles uitkomend uitgekomen
1) Archaic.

Synonyms

Derived terms

Anagrams