Definify.com

Definition 2024


struikelen

struikelen

Dutch

Verb

struikelen

  1. To trip, fall over or stumble over an object

Inflection

Inflection of struikelen (weak)
infinitive struikelen
past singular struikelde
past participle gestruikeld
infinitive struikelen
gerund struikelen n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular struikel struikelde
2nd person sing. (jij) struikelt struikelde
2nd person sing. (u) struikelt struikelde
2nd person sing. (gij) struikelt struikelde
3rd person singular struikelt struikelde
plural struikelen struikelden
subjunctive sing.1 struikele struikelde
subjunctive plur.1 struikelen struikelden
imperative sing. struikel
imperative plur.1 struikelt
participles struikelend gestruikeld
1) Archaic.

Derived terms

  • gestruikel n
  • struikelaar m
  • struikelblok n
  • struikeling
  • struikelsteen m

Related terms

Anagrams