Definify.com

Definition 2024


rechtzetten

rechtzetten

Dutch

Verb

rechtzetten

  1. (transitive) to stand up, to set upright
  2. (transitive) to rectify (a mistake)

Inflection

Inflection of rechtzetten (weak, separable)
infinitive rechtzetten
past singular zette recht
past participle rechtgezet
infinitive rechtzetten
gerund rechtzetten n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular zet recht zette recht rechtzet rechtzette
2nd person sing. (jij) zet recht zette recht rechtzet rechtzette
2nd person sing. (u) zet recht zette recht rechtzet rechtzette
2nd person sing. (gij) zet recht zette recht rechtzet rechtzette
3rd person singular zet recht zette recht rechtzet rechtzette
plural zetten recht zetten recht rechtzetten rechtzetten
subjunctive sing.1 zette recht zette recht rechtzette rechtzette
subjunctive plur.1 zetten recht zetten recht rechtzetten rechtzetten
imperative sing. zet recht
imperative plur.1 zet recht
participles rechtzettend rechtgezet
1) Archaic.

Synonyms