Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


goedkeuren

goedkeuren

Dutch

Verb

goedkeuren

  1. to endorse, approve

Inflection

Inflection of goedkeuren (weak, separable)
infinitive goedkeuren
past singular keurde goed
past participle goedgekeurd
infinitive goedkeuren
gerund goedkeuren n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular keur goed keurde goed goedkeur goedkeurde
2nd person sing. (jij) keurt goed keurde goed goedkeurt goedkeurde
2nd person sing. (u) keurt goed keurde goed goedkeurt goedkeurde
2nd person sing. (gij) keurt goed keurde goed goedkeurt goedkeurde
3rd person singular keurt goed keurde goed goedkeurt goedkeurde
plural keuren goed keurden goed goedkeuren goedkeurden
subjunctive sing.1 keure goed keurde goed goedkeure goedkeurde
subjunctive plur.1 keuren goed keurden goed goedkeuren goedkeurden
imperative sing. keur goed
imperative plur.1 keurt goed
participles goedkeurend goedgekeurd
1) Archaic.

Derived terms

  • goedkeuring

Anagrams

  • keuren goed

Pronunciation

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms