Definify.com

Definition 2024


doortrekken

doortrekken

Dutch

Verb

doortrekken

  1. (transitive) to flush (a toilet)
  2. (transitive) to extend (make longer)

Inflection

Inflection of doortrekken (strong class 3, separable)
infinitive doortrekken
past singular trok door
past participle doorgetrokken
infinitive doortrekken
gerund doortrekken n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular trek door trok door doortrek doortrok
2nd person sing. (jij) trekt door trok door doortrekt doortrok
2nd person sing. (u) trekt door trok door doortrekt doortrok
2nd person sing. (gij) trekt door trokt door doortrekt doortrokt
3rd person singular trekt door trok door doortrekt doortrok
plural trekken door trokken door doortrekken doortrokken
subjunctive sing.1 trekke door trokke door doortrekke doortrokke
subjunctive plur.1 trekken door trokken door doortrekken doortrokken
imperative sing. trek door
imperative plur.1 trekt door
participles doortrekkend doorgetrokken
1) Archaic.