Definify.com

Definition 2024


doorspoelen

doorspoelen

Dutch

Verb

doorspoelen

  1. (transitive) to flush
Inflection
Inflection of doorspoelen (weak, separable)
infinitive doorspoelen
past singular spoelde door
past participle doorgespoeld
infinitive doorspoelen
gerund doorspoelen n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular spoel door spoelde door doorspoel doorspoelde
2nd person sing. (jij) spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
2nd person sing. (u) spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
2nd person sing. (gij) spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
3rd person singular spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
plural spoelen door spoelden door doorspoelen doorspoelden
subjunctive sing.1 spoele door spoelde door doorspoele doorspoelde
subjunctive plur.1 spoelen door spoelden door doorspoelen doorspoelden
imperative sing. spoel door
imperative plur.1 spoelt door
participles doorspoelend doorgespoeld
1) Archaic.

Etymology 2

From door + spoelen (to wind).

Verb

doorspoelen

  1. (transitive) to fast forward
Inflection
Inflection of doorspoelen (weak, separable)
infinitive doorspoelen
past singular spoelde door
past participle doorgespoeld
infinitive doorspoelen
gerund doorspoelen n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular spoel door spoelde door doorspoel doorspoelde
2nd person sing. (jij) spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
2nd person sing. (u) spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
2nd person sing. (gij) spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
3rd person singular spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
plural spoelen door spoelden door doorspoelen doorspoelden
subjunctive sing.1 spoele door spoelde door doorspoele doorspoelde
subjunctive plur.1 spoelen door spoelden door doorspoelen doorspoelden
imperative sing. spoel door
imperative plur.1 spoelt door
participles doorspoelend doorgespoeld
1) Archaic.

Anagrams