Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


doorprikken

doorprikken

Dutch

Verb

doorprikken

  1. (transitive) to puncture
  2. (transitive) to expose as false

Inflection

Inflection of doorprikken (weak, separable)
infinitive doorprikken
past singular prikte door
past participle doorgeprikt
infinitive doorprikken
gerund doorprikken n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular prik door prikte door doorprik doorprikte
2nd person sing. (jij) prikt door prikte door doorprikt doorprikte
2nd person sing. (u) prikt door prikte door doorprikt doorprikte
2nd person sing. (gij) prikt door prikte door doorprikt doorprikte
3rd person singular prikt door prikte door doorprikt doorprikte
plural prikken door prikten door doorprikken doorprikten
subjunctive sing.1 prikke door prikte door doorprikke doorprikte
subjunctive plur.1 prikken door prikten door doorprikken doorprikten
imperative sing. prik door
imperative plur.1 prikt door
participles doorprikkend doorgeprikt
1) Archaic.

Anagrams

  • prikken door

Etymology

From door +‎ prikken.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdoːrprɪkə(n)/

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms