Definify.com

Definition 2024


aanstoten

aanstoten

Dutch

Verb

aanstoten

  1. (transitive) to bump into (something), to collide with
  2. (transitive) to nudge someone to get their attention

Inflection

Inflection of aanstoten (weak with strong past participle, separable)
infinitive aanstoten
past singular stootte aan
past participle aangestoten
infinitive aanstoten
gerund aanstoten n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular stoot aan stootte aan aanstoot aanstootte
2nd person sing. (jij) stoot aan stootte aan aanstoot aanstootte
2nd person sing. (u) stoot aan stootte aan aanstoot aanstootte
2nd person sing. (gij) stoot aan stootte aan aanstoot aanstootte
3rd person singular stoot aan stootte aan aanstoot aanstootte
plural stoten aan stootten aan aanstoten aanstootten
subjunctive sing.1 stote aan stootte aan aanstote aanstootte
subjunctive plur.1 stoten aan stootten aan aanstoten aanstootten
imperative sing. stoot aan
imperative plur.1 stoot aan
participles aanstotend aangestoten
1) Archaic.
Inflection of aanstoten (strong class 7, separable)
infinitive aanstoten
past singular stiet aan
past participle aangestoten
infinitive aanstoten
gerund aanstoten n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular stoot aan stiet aan aanstoot aanstiet
2nd person sing. (jij) stoot aan stiet aan aanstoot aanstiet
2nd person sing. (u) stoot aan stiet aan aanstoot aanstiet
2nd person sing. (gij) stoot aan stiet aan aanstoot aanstiet
3rd person singular stoot aan stiet aan aanstoot aanstiet
plural stoten aan stieten aan aanstoten aanstieten
subjunctive sing.1 stote aan stiete aan aanstote aanstiete
subjunctive plur.1 stoten aan stieten aan aanstoten aanstieten
imperative sing. stoot aan
imperative plur.1 stoot aan
participles aanstotend aangestoten
1) Archaic.