Definify.com

Definition 2024


aanraden

aanraden

Dutch

Verb

aanraden

  1. (transitive) to suggest, advise

Inflection

Inflection of aanraden (weak with strong past participle, separable)
infinitive aanraden
past singular raadde aan
past participle aangeraden
infinitive aanraden
gerund aanraden n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular raad aan raadde aan aanraad aanraadde
2nd person sing. (jij) raadt aan raadde aan aanraadt aanraadde
2nd person sing. (u) raadt aan raadde aan aanraadt aanraadde
2nd person sing. (gij) raadt aan raadde aan aanraadt aanraadde
3rd person singular raadt aan raadde aan aanraadt aanraadde
plural raden aan raadden aan aanraden aanraadden
subjunctive sing.1 rade aan raadde aan aanrade aanraadde
subjunctive plur.1 raden aan raadden aan aanraden aanraadden
imperative sing. raad aan
imperative plur.1 raadt aan
participles aanradend aangeraden
1) Archaic.
Inflection of aanraden (strong class 7, separable)
infinitive aanraden
past singular ried aan
past participle aangeraden
infinitive aanraden
gerund aanraden n
verbal noun
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular raad aan ried aan aanraad aanried
2nd person sing. (jij) raadt aan ried aan aanraadt aanried
2nd person sing. (u) raadt aan ried aan aanraadt aanried
2nd person sing. (gij) raadt aan riedt aan aanraadt aanriedt
3rd person singular raadt aan ried aan aanraadt aanried
plural raden aan rieden aan aanraden aanrieden
subjunctive sing.1 rade aan riede aan aanrade aanriede
subjunctive plur.1 raden aan rieden aan aanraden aanrieden
imperative sing. raad aan
imperative plur.1 raadt aan
participles aanradend aangeraden
1) Archaic.

Anagrams