Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


aandragen

aandragen

Dutch

Verb

aandragen

  1. (transitive) to bring forth
  2. (transitive, figuratively) to put forth, to suggest, to supply (e.g. an idea)

Inflection

Inflection of aandragen (strong class 6, separable)
infinitive aandragen
past singular droeg aan
past participle aangedragen
infinitive aandragen
gerund aandragen n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular draag aan droeg aan aandraag aandroeg
2nd person sing. (jij) draagt aan droeg aan aandraagt aandroeg
2nd person sing. (u) draagt aan droeg aan aandraagt aandroeg
2nd person sing. (gij) draagt aan droegt aan aandraagt aandroegt
3rd person singular draagt aan droeg aan aandraagt aandroeg
plural dragen aan droegen aan aandragen aandroegen
subjunctive sing.1 drage aan droege aan aandrage aandroege
subjunctive plur.1 dragen aan droegen aan aandragen aandroegen
imperative sing. draag aan
imperative plur.1 draagt aan
participles aandragend aangedragen
1) Archaic.

Anagrams

  • aangerand, dragen aan

Etymology

From aan +‎ dragen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːndraːɣə(n)/

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms