Definify.com

Definition 2024


opgescheept

opgescheept

Dutch

Adjective

opgescheept (not comparable)

  1. suffering
    Het weer is heel slecht. Niet alleen Auckland zit er mee opgescheept, nu Hamilton ook al.: The weather is so horrible. Not only is Auckland affected, so is Hamilton.

Inflection

Inflection of opgescheept
uninflected opgescheept
inflected opgescheepte
comparative
positive
predicative/adverbial opgescheept
indefinite m./f. sing. opgescheepte
n. sing. opgescheept
plural opgescheepte
definite opgescheepte
partitive opgescheepts

See also

Participle

opgescheept

  1. past participle of opschepen

Inflection

Inflection of opgescheept
uninflected opgescheept
inflected opgescheepte
comparative
positive
predicative/adverbial opgescheept
indefinite m./f. sing. opgescheepte
n. sing. opgescheept
plural opgescheepte
definite opgescheepte
partitive opgescheepts