Definify.com

Definition 2024


flauw

flauw

Dutch

Adjective

flauw (comparative flauwer, superlative flauwst)

  1. boring, tasteless
    Hij haalt soms de flauwste grappen uit! - He cracks the lamest jokes sometimes! (uithalen - to say)
  2. languid, weak
  3. (concept) vague, hazy
    Geen flauw idee! - Not the faintest idea!
  4. (flavour) tasteless, bland

Inflection

Inflection of flauw
uninflected flauw
inflected flauwe
comparative flauwer
positive comparative superlative
predicative/adverbial flauw flauwer het flauwst
het flauwste
indefinite m./f. sing. flauwe flauwere flauwste
n. sing. flauw flauwer flauwste
plural flauwe flauwere flauwste
definite flauwe flauwere flauwste
partitive flauws flauwers