Definify.com

Definition 2024


benijdend

benijdend

Dutch

Participle

benijdend

  1. present participle of benijden

Declension

Inflection of benijdend
uninflected benijdend
inflected benijdende
comparative
positive
predicative/adverbial benijdend
benijdende
indefinite m./f. sing. benijdende
n. sing. benijdend
plural benijdende
definite benijdende
partitive benijdends