Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


opdelen

opdelen

Dutch

Verb

opdelen

  1. to divvy up, subdivide

Inflection

Inflection of opdelen (weak, separable)
infinitive opdelen
past singular deelde op
past participle opgedeeld
infinitive opdelen
gerund opdelen n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular deel op deelde op opdeel opdeelde
2nd person sing. (jij) deelt op deelde op opdeelt opdeelde
2nd person sing. (u) deelt op deelde op opdeelt opdeelde
2nd person sing. (gij) deelt op deelde op opdeelt opdeelde
3rd person singular deelt op deelde op opdeelt opdeelde
plural delen op deelden op opdelen opdeelden
subjunctive sing.1 dele op deelde op opdele opdeelde
subjunctive plur.1 delen op deelden op opdelen opdeelden
imperative sing. deel op
imperative plur.1 deelt op
participles opdelend opgedeeld
1) Archaic.

Anagrams

  • delen op, lopende

Etymology

op +‎ delen

Pronunciation

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms